Vrijdag 16 augustus

Gedachtenis van de heilige Stefanus, koning van Hongarije (+ 1038). Hij bekeerde zich tot het evangelie en zette zich in voor de evangelisering van zijn land.

Joz 24, 1-13. De stammen van Israël komen samen in Sichem

1Jozua riep alle stammen van Israël in Sichem bijeen, met de oudsten van Israël, de familiehoofden, de rechters en de schrijvers. Toen zij voor God stonden, 2 richtte Jozua zich tot het volk en sprak: ‘Zo spreekt de heer, de God van Israël: Uw voorouders, Terach, de vader van Abraham en de vader van Nachor, hebben vroeger aan de overkant van de Rivier gewoond. Daar vereerden zij andere goden. 3 Ik heb uw vader Abraham daar weggehaald van de overkant van de Rivier, en hem heel Kanaän laten doorkruisen. Ik gaf hem een talrijk nageslacht en schonk hem Isaak. 4 Aan Isaak schonk Ik Jakob en Esau. Aan Esau gaf Ik het bergland van Seïr in bezit; Jakob en zijn zonen trokken naar Egypte. 5 Toen zond Ik Mozes en Aäron en sloeg Ik Egypte met de plagen, waarmee Ik hen teisterde, en leidde u daarna het land uit. 6Toen Ik uw vaderen uit Egypte leidde en u bij de zee gekomen was, achtervolgden de Egyptenaren uw vaderen met wagens en paarden tot aan de Rietzee. 7 Toen uw vaderen tot de heer riepen, legde Hij een donkere nevel tussen u en de Egyptenaren en joeg Hij de zee over hen heen, die hen overspoelde. Met eigen ogen hebt u gezien wat Ik in Egypte gedaan heb. Nadat u lange tijd in de woestijn had doorgebracht, 8 leidde Ik u naar het land van de Amorieten in het Overjordaanse. En toen zij u aanvielen, gaf Ik hen in uw macht, zodat u hun land in bezit kon nemen; Ik heb hen voor u uitgeroeid. 9 Toen begon Balak, de zoon van Sippor, de koning van Moab, de oorlog tegen Israël. Hij ontbood Bileam, de zoon van Beor, om u te vervloeken. 10 Maar Ik heb niet naar Bileam willen luisteren, zodat hij u gezegend heeft. Zo heb Ik u uit zijn macht gered. 11 Toen bent u de Jordaan overgestoken en bij Jericho gekomen. De burgers van die stad, de Amorieten, de Perizzieten, de Kanaänieten, de Hethieten, de Girgasieten, de Chiwwieten en de Jebusieten voerden oorlog tegen u, maar Ik leverde hen aan u uit. 12Verslagenheid zond Ik voor u uit, die hen – de beide koningen van de Amorieten – voor u verdreef zonder dat uw zwaard of boog eraan te pas kwam. 13 Zo gaf Ik u een land waarvoor u niet hebt gewerkt, steden die u niet hebt gebouwd, maar waarin u toch woont, en zo eet u van wijngaarden en olijfbomen die u niet hebt geplant. 

Jozua brengt alle stammen van Israël met de oudsten bijeen en herinnert hen aan de lange heilsgeschiedenis, van Abraham tot de patriarchen, van Mozes en de lange weg door de woestijn tot het land waar ze nu wonen: “Zo gaf Ik u een land waarvoor u niet hebt gewerkt, steden die u niet hebt gebouwd, maar waarin u toch woont, en zo eet u van wijngaarden en olijfbomen die u niet hebt geplant” (13). Deze pagina spoort ons aan om nooit te vergeten hoe God ons doorheen de geschiedenis liefheeft, en dat wij daar nu nog steeds de vruchten van plukken. Dat helpt ons om niet hoogmoedig te worden, om niet te denken dat wat wij gratis hebben ontvangen ons toebehoort. De herinnering doet ons begrijpen hoezeer wij de vrucht zijn van een liefde die veel groter is dan onszelf. Wat wij hebben, begint niet bij onszelf, zoals de eigenliefde ons wil doen geloven. God wil het volk Israël niet vernederen. De mensen denken vaak dat de anderen blij zijn met onze geldingsdrang, dat ze daar genoegen in scheppen. Het ware geluk ligt in het besef dat wij omringd worden met liefde. De ware zelfrealisering is niet jezelf op het voorplan zetten, maar de liefde die je ontvangen hebt, beantwoorden, ze begrijpen en je door haar laten meeslepen. Ook Jezus zegt aan zijn leerlingen dat ze zonder Hem niets vermogen. Dat zegt Hij niet om hen te vernederen, maar om hen te laten voelen hoezeer ze bemind zijn. God herinnert er ook aan dat wat het volk gekregen heeft niet te danken is aan hun moed, aan hun eigen kracht. Als het volk van God op zijn eigen kracht rekent, zoals alle andere volkeren, zal het het onderspit delven. De ware kracht van Israël is de liefde van God en zijn bescherming. In de christelijke ervaring oogsten de nederigen wat ze niet zelf gezaaid hebben en plukken ze vruchten waar anderen naar verlangd hebben. Dat begrijpen en niet vergeten bevrijdt ons van de pretentie van onze verdiensten te laten gelden en van denken recht te hebben op erkenning. Wanneer wij als broers en zussen leven, genieten wij allen mee van vruchten die we niet zelf hebben voortgebracht, maar die een gemeenschappelijk patrimonium zijn. Alles is gave en enkel dat maakt ons echt gelukkig. 

Gebed van het heilig kruis

Plaats een reactie