Dinsdag 28 mei

Gedachtenis van de heiligen Addai en Mari, stichters van de Chaldeeuwse kerk.
Gebed voor de christenen in Irak.

Hnd 16, 22-34. Bekering van de cipier

Ook het volk keerde zich tegen hen en de pretoren rukten hun de kleren van het lijf en lieten hen met stokken afranselen. 23 Toen men hun een flink aantal slagen had toegediend, zetten ze hen in de gevangenis, en ze gaven de cipier het bevel om hen streng te bewaken. 24 Op dit bevel zette hij hen in de binnenste kerker en sloot hun voeten in het blok. 25 Rond middernacht zongen Paulus en Silas hun gebeden voor God, terwijl de gevangenen toeluisterden. 26 Plotseling deed zich een zo zware aardschok voor dat de fundamenten van de gevangenis schudden. Meteen gingen alle deuren open en sprongen bij iedereen de boeien los. 27 De cipier schoot wakker en toen hij de deuren van de gevangenis open zag staan, trok hij zijn zwaard en wilde hij zelfmoord plegen, omdat hij dacht dat de gevangenen ontsnapt waren. 28 Maar Paulus schreeuwde: ‘Doe uzelf geen kwaad, we zijn er nog allemaal!’ 29 Hij vroeg om licht, rende naar binnen en viel bevend voor Paulus en Silas neer; 30 daarop ging hij met hen naar buiten en zei: ‘Heren, wat moet ik doen om gered te worden?’ 31 Zij antwoordden: ‘Geloof in de Heer Jezus; dan zult u gered worden, u en al uw huisgenoten.’ 32 En ze verkondigden het woord van de Heer aan hem en aan al zijn huisgenoten. 33 Nog op dat uur van de nacht nam hij hen mee om hun wonden te wassen. Meteen daarna liet hij zich met al de zijnen dopen. 34 Hij nam hen mee naar zijn woning en zette hun een maaltijd voor; met al zijn huisgenoten verheugde hij zich omdat hij nu in God geloofde. 

In de eerste tijden van het christendom duikt de gevangenis geregeld op. Telkens wanneer de vijanden van het evangelie de verkondiging de mond willen snoeren, zetten ze de leerlingen van Jezus gevangen. Het lijkt alsof er een bijzondere band bestaat tussen het evangelie en de gevangenis. En misschien is het ook daarom dat Jezus in het evangelie volgens Matteüs iedereen, en niet alleen zijn leerlingen, oproept om de gevangenen te bezoeken. In de eerste decennia kwamen christenen geregeld in de gevangenis. Maar zo is het ook nadien gebleven, en op massale manier onder de totalitaire regimes van de twintigste eeuw, met hun goelags en uitroeiingkampen. Het is daarom meer dan ooit van groot belang dat de christenen in onze tijd zich inzetten om troost te brengen in de gevangenissen, vooral daar waar het leven onmenselijk is. Paulus en Silas hadden een “aardschok” teweeggebracht, niet alleen doordat de muren schudden en hun kettingen braken, maar ook in het hart van de cipier en van zijn hele familie die zich bekeerden tot het evangelie. De liefde verandert ook wat onmogelijk lijkt. En telkens als we het evangelie in praktijk brengen, zijn we allen getuigen van mirakels die voordien onvoorstelbaar waren. Deze gebeurtenis, in de context van het binnendringen van het evangelie in de ‘wereld van de volkeren’, herneemt wat er met Jezus gebeurd was: het evangelie botst altijd op weerstand, maar zal er ook altijd in slagen om vruchten van bevrijding voort te brengen. Het christendom vraagt altijd een strijd, en vooral een innerlijke strijd. Het is een strijd die begint in het hart van ieder van ons, omdat de verandering van de wereld begint bij de verandering van ons hart. In het hart wordt immers eerst de strijd uitgevochten tussen onze hoogmoed en het evangelie, tussen onze liefde voor onszelf en de liefde voor de anderen. Van daar vertrekt dus de verandering van de wereld. Telkens als we het evangelie in ons hart laten overwinnen, zien we onmiddellijk de vruchten bij hen die ons omringen. De ervaring van Paulus en Silas met de cipier en zijn familie kan ook die van ieder van ons zijn.

Gebed met Maria, moeder van God

Plaats een reactie